PAD
Een groot onderdeel van preventief werken aan een goed pedagogisch klimaat, vormt de PAD-leerplan. Door middel van de methode ‘Programma Alternatieve Denkstijlen (PAD)’ wordt gewerkt aan de sociaal emotionele ontwikkeling. Het herkennen en benoemen van emoties staat hierin centraal en vormt de leidraad om gesprekken aan te gaan met de groep of met individuele leerlingen. PAD staat voor Programma Alternatieve Denkstrategieën, maar kan eenvoudig vertaald worden als Proberen Anders te Denken. De methode wordt in de klassen gegeven om de sociaal-emotionele ontwikkeling te stimuleren.
Ieder jaar komen er vier thema's aan bod:
Zelfbeeld
Ieder kind is uniek en heeft zijn of haar kwaliteiten en talenten. Deze kwaliteiten worden benadrukt door het geven van complimenten aan elkaar. Iedere week staat er een ‘Pad-kind van de week’ centraal. Die week letten de klasgenootjes speciaal op de kwaliteiten van de leerling en benoemen deze. Kinderen komen door een lotingssysteem allemaal even vaak aan de beurt. Tijdens de PAD-lessen wordt er aandacht besteed aan de manier van het geven van complimenten. Het PAD-kind krijgt een lijst waarop alle complimenten uitgeschreven staan mee naar huis.
Zelfcontrole
De PAD-methode leert de kinderen dat er in alle situaties een nadenk moment is en dus een keuze voor een reactie op een situatie of conflict. Ieder jaar starten de PAD-lessen met het verhaal van een schildpad, die impulsief reageert en vaak in de problemen komt. Van een oude, wijze schildpad leert hij dat hij eerst moet nadenken. Vanuit dat verhaal leren de kinderen te padden. Dit betekent dat de kinderen zich altijd even terug mogen trekken om na te denken over hun probleem. Dit kunnen ze in iedere klas doen op de PAD-plek in de klas en op het speelplein bij de grote schildpad op de muur.
Gevoelens
De kinderen leren in de lessen hun gevoelens herkennen en benoemen. Het benoemen van deze emoties kan grip geven op een situatie en zijn belangrijke signalen die niet genegeerd moeten worden. Iedere leerling heeft een doosje met daarin een geselecteerd aantal emotiekaartjes. Meerdere momenten per dag wordt er aan de hand van deze kaartjes gesproken over de gevoelens die de leerlingen op dat moment hebben. De leerlingen leren hierdoor ook dat iedereen andere gevoelens heeft. Daarnaast maakt de methode duidelijk dat gevoelens en gedrag twee verschillende dingen zijn. Je kan boos zijn, maar je uiting van deze boosheid is een keuze.
Problemen oplossen
Een probleem oplossen wordt gedurende alle jaren geoefend. Waarbij de leerkracht is de onderbouw nog veel voordoet, worden de leerlingen in de bovenbouw hier zelfstandiger in. De kinderen hebben daar meer zelf de verantwoordelijkheid om bij een probleem de beste oplossing te kiezen. In de lessen leren de kinderen welke oplossingen er zijn, hoe ze deze kunnen toepassen en wat de gevolgen zijn.